Christelijke armenzorg is al zo oud als het christendom zelf. Lange tijd waren kerken de instanties die de zorg voor armen, zieken, weduwen, wezen en ouden van dagen voor hun rekening namen. In Den Haag herinneren vele gebouwen en plaatsen aan deze functie.
Pas vanaf halverwege de 19de eeuw heeft de overheid taken overgenomen van de kerken en vanaf het begin van de jaren zestig van de 20ste eeuw is armenzorg een overheidstaak geworden.
Vanaf het begin van de 21ste eeuw kwamen daar activiteiten bij gericht op het bevorderen van de sociale samenhang in de stad en in de wijken. De hervormde Diaconie bood vanaf de invoering van de Algemene Bijstandswet aanvullende ondersteuning waar nodig en ging zich richten op bijzondere diaconale projecten in de wijken en in de stad: opvang van daklozen, inloophuizen, maaltijdprojecten, dagopvang, zorg voor ongedocumenteerden, slachtoffers van vrouwenhandel en andere mensen in de marge van de samenleving.
Behalve directe ondersteuning van de betrokkenen zelf vindt de ondersteuning tegenwoordig vaak plaats door middel van subsidies en medefinanciering.
Maar ook de wijkdiakenen zetten zich nog steeds in voor noden van individuele mensen.